Grote vuurvlinder - Lycaena dispar batava E: Large copper D: Große Feuerfalter F: Cuivré des marais
De grote vuurvlinder komt in Europa met enkele ondersoorten voor, waarvan de grootste 'batava' beperkt is tot de grote moerassen in het noordwesten van Nederland. De mannetjes bezetten territoria op de warmste plekken in kommen in het vegetatiedek van veenmosrietlanden. Ook nectarplanten zijn belangrijk met name voor de vrouwtjes, die meer eitjes kunnen afzetten als er meer voedsel beschikbaar is. De eitjes worden afgezet op de enige waardplant Rumex lapathum (waterzuring). De jonge rups eet eerst van de onderkant van het blad en veroorzaakt zo karakteristieke 'raampjes' in het blad. Later wordt het hele blad gegeten. De overwintering vindt plaats als halfvolwassen rups tussen dorre bladeren aan de voet van de plant. De kleinere ondersoorten 'rutila' en 'carueli' maken ook gebruik van andere grote zuring-soorten. De vlinders komen voor in moerasgebieden en op venige oevers van meren, rivieren en beken. De ondersoort 'batava' vliegt in één generatie per jaar, de andere ondersoorten in twee.
Van O-Engeland via Nederland en N-Duitsland naar Finland, ZW-Frankrijk, van N-Italië tot Turkije. Vliegt van zeeniveau tot 1000m.
Vliegtijd: mei, juni, juli, augustus.
Status Europa: Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux: In Nederland ernstig bedreigd, in Wallonië kwetsbaar.